Ik wil |
Ik wil zwijgen,
dat alles goed is. Dat er niks is, dat je hoeft. Moet. Dat wil ik zwijgen. Schreeuwend. Een hand door je haar. Ik wil je influisteren. Dat doelen, ordelijk opgelegd. Zich van zichzelf gespeend tonen. En van drang, wordt voldoening gekneed. Als hoop mee mag werken. Ik wil naar je luisteren. Woorden opzuigen. Tot je tegen me aanleunt. Tevree. Een slokje kraanwater, spraakwater val. Ik wil naar je toe kruipen. Op de reuk. Gelach, druipende tranen. Behoedzaam botsen. Niets, zo tastbaar. Ik wil in je armen liggen. En mijn warme vingers, sidderend, gespannen groeven, langs je gezicht strijken. Tippelen. Ik wil je zeggen, dat ik je streel, magneet met je speel. Om jou. Niet het schild, van metaal, gesmeed uit sporten en snel spreken. Ik wil je ellenlang omhelzen. Ogen dicht, een snik. Totdat de tensie je spieren verlaat. Je hoofd verlicht verzwaart, en je stem fluistert. Vastklampend aan de stilte. Ik wil je aankijken, wanneer je ontwaakt. Slaaplucht alom. Ogen gesloten gespannen korts. En jouw lachende woorden, gestoorde ik. Ik wil trachten, je doorweekte jou te drogen, met mijn lichaamswarmte en neusgewrijf. Zweet de olie. Ik wil je tegenlachen, opdat je weet, dat ik er voor je ben. En je terug kan grijnzen, of niet. Ik wil mijn gezicht op je schouder leggen. Terwijl het jouwe tegen me aanduwt, omlaag zakt. Mee met de tranen, die je vader doen opkomen. Mijn schouder doorspekken met vocht zout. En ik wil, Ik wil dat mijn wil gelogenstraft wordt door jouw aanwezigheid. Wegsijpelt. Vandaar. Hand door m'n haar. |