Thomas Meurkens
  • Verhalen
  • Gedichten

Ik wil

Ik wil zwijgen,
dat alles goed is.
Dat er niks is,
dat je hoeft.
Moet.
Dat
wil ik zwijgen.
Schreeuwend.
Een hand
door je haar.
Ik wil je influisteren.
Dat doelen,
ordelijk opgelegd.
Zich van zichzelf
gespeend tonen.
En van drang,
wordt voldoening gekneed.
Als hoop
mee mag werken.
Ik wil naar je luisteren.
Woorden opzuigen.
Tot je
tegen me aanleunt.
Tevree.
Een slokje
kraanwater,
spraakwater
val.
Ik wil naar je toe kruipen.
Op de reuk.
Gelach,
druipende tranen.
Behoedzaam botsen.
Niets,
zo tastbaar.
Ik wil in je armen
liggen.
En mijn warme vingers,
sidderend,
gespannen groeven,
langs je gezicht
strijken.
Tippelen.
Ik wil je zeggen,
dat ik je streel,
magneet met je speel.
Om jou.
Niet het schild,
van metaal,
gesmeed uit sporten
en snel spreken.
Ik wil je ellenlang omhelzen.
Ogen dicht,
een snik.
Totdat
de tensie je spieren verlaat.
Je hoofd verlicht verzwaart,
en je stem fluistert.
Vastklampend
aan de stilte.
Ik wil je aankijken,
wanneer je ontwaakt.
Slaaplucht alom.
Ogen gesloten
gespannen korts.
En jouw lachende woorden,
gestoorde ik.
Ik wil trachten,
je doorweekte jou
te drogen,
met mijn lichaamswarmte
en neusgewrijf.
Zweet de olie.
Ik wil je tegenlachen,
opdat je weet,
dat ik er voor je ben.
En je terug kan grijnzen,
of niet.
Ik wil mijn gezicht op je schouder leggen.
Terwijl het jouwe tegen me aanduwt,
omlaag zakt.
Mee met de tranen,
die je vader doen opkomen.
Mijn schouder doorspekken
met vocht zout.
En ik wil,
Ik wil
dat mijn wil
gelogenstraft wordt
door jouw aanwezigheid.
Wegsijpelt.
Vandaar.

Hand
door m'n haar.

​
Aangestuurd door Maak uw eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.